donderdag 17 september 2009

Leven als licheen in Frankrijk




Drie weken in Frankrijk... Voor elke natuurliefhebber is dat intens genieten, en zeker ook voor een aankomend lichenoloog. In Nederland zeldzame soorten vind je er op bijna elke boom en vooral de omvang van de korstmossen verbaast. Zo zijn de eikenmossen (Evernia's), takmossen (Ramalina's) en Pseudevernia's er om te smullen zo groot en gezond. Op bijna altijd vochtige plekken, zoals op de top van heuvels, vind je in bossen plekken waar de bomen er met al die struikjes korstmos eruitzien als een lekker volbehangen kerstboom. Ons gewone schildmos, Parmelia sulcata, zie je opvallend genoeg niet zo veel als bij ons, maar zijn bij ons zeer zeldzame broertje Moerasschildmos (Parmelia submontana) des te meer. Die hangt in lange lappen van stammen en takken, waartussen de paarsgrijze plukken van het Purper Geweimos (Pseudevernia furfuracea) mooi staan te wezen. Erg opvallend was dat in het middengebergte van de Languedoc de bij ons alom aanwezige dooiermossen (Xanthoria) eigenlijk behoorlijk zeldzaam waren. Ik zag ze eigenlijk alleen maar op en rond stallen en bemeste akkers. Waar ammoniaktoevoer ontbreekt gedijt Xanthoria duidelijk niet. Als de ammoniakbelasting in ons land ooit verdwijnt, ziet het er zeer waarschijnlijk ook somber uit voor die dooiermossen. Zoiets is al eens eerder gebeurd met de Zwavelvreter (Lecanora conizaeoides), een schotelkorst op bomen die zo ongevoelig was voor vervuiling door zwaveldioxide dat hij in de jaren '60 en '70 enorm toenam en in vervuilde gebieden vaak extreem dominant. Met de enorme afname van de SO2-vervuiling is die Zwavelvreter weer teruggedrongen tot zijn oorspronkelijke habitat: coniferen en bewerkt hout (paaltjes, hekken). Een soort met dergelijke extreme eisen kan in razend tempo een groot gebied veroveren als de omstandigheden opeens samenvallen met die eisen. En dus even snel weer verdwijnen. Er zijn echter ook heel wat soorten die net zulke extreme eisen stellen, maar zich maar heel moeilijk of niet kunnen uitbreiden buiten hun leefgebied (omdat ze bijvoorbeeld geen sporen maken). Die zijn gedoemd in hun kleine gebiedjes te blijven en daar eenmaal verdwenen, is het heel moeilijk voor ze om terug te keren als de omstandigheden voor hen weer verbeterd zijn. Zo'n drama heeft zich in Nederland afgespeeld met de baardmossen (Usnea) op de Veluwe. De ammoniak heeft ze daar grotendeels uitgeroeid, en ze komen er nu niet of nauwelijks terug. De sterkere soorten baardmos weten zich wel weer uit te breiden, tot in de steden toe, maar het blijven wat armetierige exemplaren. In de Franse Languedoc trof ik die baardmossen overigens ook niet veel aan, en daar had ik stilletjes wel op gehoopt. Gelukkig stond er veel ander moois tegenover. Op zo'n rijk bekorstmoste heuveltop heb ik een kwartiertje op een boomtak gezeten. Gewoon even stil zijn en niets denken, alleen maar luisteren en kijken. Even leven als licheen in Frankrijk.